Zonder ouderen stort het vrijwilligerswerk in

Lees meer

Afdelingen ANBO-PCOB

Lees meer

Pensioenjargon onder de loep

Pensioen en AOW
anbo-pcob-pensioenjargon
Hero background icon

In de storm aan publicaties rond het nieuwe pensioenstelsel vliegen de ingewikkelde termen u om de oren. Wij pikten de belangrijkste begrippen eruit en leggen uit wat ze betekenen.

In de storm aan publicaties rond het nieuwe pensioenstelsel vliegen de ingewikkelde termen je om de oren. Wij pikten de belangrijkste begrippen eruit en legden ze onder de loep: wat betekenen ze eigenlijk?

ACTUELE DEKKINGSGRAAD: de verhouding tussen vermogen en verplichtingen. Bij een dekkingsgraad van 100 is er volgens de regels precies genoeg geld in kas om de beloofde pensioenen uit te keren. De actuele dekkingsgraad wordt maandelijks vastgesteld. U vindt dat getal op de website van uw pensioenfonds.

BELEIDSDEKKINGSGRAAD: de gemiddelde dekkingsgraad van de laatste twaalf maanden.

Exclusief voor leden

In de rest van dit artikel worden nog elf andere pensioen gerelateerde begrippen beschreven. Om het artikel verder te kunnen lezen dient u eerst in te loggen bij Mijn ANBO.

REKENRENTE: de rente die pensioenfondsen moeten hanteren van De Nederlandsche Bank om de verplichtingen uit te rekenen: hoeveel geld moet het ANBO 35 fonds in kas hebben om straks pensioenen uit te keren. (zie ook elders in deze special). ‘De’ rekenrente is het gemiddelde van de verzameling van de marktrentes die bij alle termijnen horen. Die verzameling heet de rentetermijnstructuur (rts).

PREMIE: de pensioenpremie wordt vastgesteld aan de hand van voorzichtig bepaald verwacht rendement. Voor de meeste fondsen ligt dat verwacht rendement rond de twee procent (ongeveer vier procent met aftrek van inflatie van bijna twee procent). Pensioenfondsen rekenen vervolgens uit hoeveel premie nodig is om de opbouw (bij ABP 1,875 en bij Zorg en Welzijn 1,75 procent per jaar) te halen. Dat is momenteel rond de 25 procent over het pensioengevend salaris.

UITKERINGSREGELING: nu nog de standaardregeling in Nederland. Je bouwt pensioen met een vast percentage per jaar (verschilt per pensioenfonds) en je hebt recht op die uitkering. Bijvoorbeeld bij Zorg en Welzijn krijg je 1,75 procent (over het pensioengevend salaris) dus na 40 jaar is dat 70 procent over je gemiddelde loon, inclusief de AOW. Premieregeling: de pensioenpremie komt in een potje. Je krijgt wel een pensioenvermogen, maar geen recht op een uitkering van een bepaalde hoogte. Die hoogte hangt geheel af van de gemaakte rendementen. De ambitie is straks om in 42 jaar 80 procent pensioen over het gemiddelde loon op te bouwen.

HET FINANCIEEL TOETSINGSKADER: Het financieel toetsingskader (ftk) is een set van rekenvoorschriften. De regels voor indexatie zijn veranderd per 1 juli.

HET TRANSITIE-FTK: de regels tijdens de overgang naar het nieuwe stelsel. In dat transitie-ftk (en in de voorloper tot 2023) staat dat korten pas verplicht is als een fonds onder een dekkingsgraad van negentig procent komt of als een fonds niet op 1 januari 2027 op een dekkingsgraad van 95 procent kan komen. Indexeren kan op papier sneller: dat mag al voluit vanaf 105 procent. Dat is in het oude systeem gedeeltelijk vanaf 110 en volledig vanaf ongeveer 125 procent (verschilt per fonds).

INVAREN: de huidige uitkeringsrechten worden omgezet in persoonlijke pensioenvermogens. Uit dat pensioenvermogen wordt uiteindelijk de pensioenuitkering betaald. Het omzetten van de 1700 miljard aan vermogens van pensioenfondsen is de grootste financiële operatie uit de Nederlandse geschiedenis. Het gaat om een bedrag van ruim twee keer ons nationaal inkomen.

SLAPERS: mensen die een pensioen hebben staan bij een pensioenfonds, waarin ze niet meer actief deelnemen, bijvoorbeeld omdat ze in een andere sector zijn gaan werken of gestopt zijn.

LANGLEVENRISICO: een vreemd klinkend begrip, maar voor een pensioenfonds is het een risico als mensen langer blijven leven dan verwacht. Zij krijgen immers wel een levenslange uitkering, waarvoor in dat geval te weinig is gereserveerd. Deelnemers brengen normaliter gezamenlijk dat geld op.

SOLIDARITEITSRESERVE: een reserve van maximaal 15 procent van het vermogen, waaruit onder meer het langlevenrisico (zie boven) en beleggingsverliezen kunnen worden gecompenseerd. Hoe dat gebeurt hangt af van de keuzes van het pensioenfonds. De reserve wordt gevuld met rendement, premie en eenmalig met een stukje van het huidige vermogen bij het invaren. Ook dat hangt allemaal af van de keuzes van een fonds.

BESCHERMINGSRENDEMENT: uit het rendement wordt eerst een deel toebedeeld aan gepensioneerden als de rente daalt. Zij worden beschermd tegen schommelingen, zodat de uitkering op peil blijft.

DOORSNEESYSTEMATIEK: nu bouwen alle werknemers evenveel pensioen op, of ze nu jong zijn of oud. Daarmee betalen jongeren teveel (of zij krijgen te weinig) omdat hun geld langer rendeert dan bij een 63-jarige werknemer. Eigenlijk subsidieert de jongere de oudere (hoewel de jongere natuurlijk ook oudere wordt). Dat wordt afgeschaft. Probleem: de generatie van 40 tot 55 (globaal) heeft wel teveel betaald, maar krijgt dat niet meer terug. Daarom moet deze groep op een of andere manier worden gecompenseerd