Voorbeeld | ANBO-PCOB

Voorbeeld

13 augustus 2024

anbo-pcob-seniorencoalitie-pensioen
Hero background icon

De Eerste Kamer heeft vannacht de Wet Toekomst Pensioenen aangenomen. Daar gaat iedereen iets van merken. Wij beschrijven de gevolgen aan de hand van enkele vragen, gericht op gepensioneerden.

Wat verandert er voor mij?

U heeft nu een toegezegde uitkering. Die bleef met uitzondering van afgelopen jaar voor de meeste deelnemers al 15 jaar gelijk of daalde zelfs, zoals bij de metaalfondsen. Reden voor ons om niet tegen een verandering van het pensioenstelsel te zijn. Het huidige had nogal wat nadelen.

Hoewel ook elke gepensioneerde zijn eigen pensioenpotje krijgt, blijft het streven om de pensioenuitkering zoveel mogelijk te stabiliseren en wat te laten stijgen bij goede jaren. Er wordt samen belegd. Ook worden risico’s samen gedeeld, net als nu. Of dat voldoende is voor een koopkrachtig pensioen verschilt per fonds. Wij vinden dat die koopkracht nog wat beter mag worden geborgd.

De kans op een hoger pensioen is wat groter dan nu, omdat er niet eerst grote reserves hoeven te worden opgebouwd zoals nu. De beleggingen kunnen zorgen voor een stijging in goede tijden, maar ook voor daling als het economisch slecht gaat.

De pensioenen kunnen bij de introductie ook wat omhoog als een fonds al wat reserves heeft, waarvan een deel aan hogere uitkeringen kan worden besteed. Dat scheelt sterk per fonds

Krijgen we nu dus een 'casinopensioen'?

De benaming casinopensioen suggereert dat pensioenen heel erg op en neer zullen gaan. Dat valt in praktijk voor het gehele inkomen waarschijnlijk erg mee. Allereerst krijgt iedereen gewoon als basis AOW. Die is gekoppeld aan het minimumloon. De pensioenuitkering wordt op drie manieren redelijk stabiel gehouden.

Voor gepensioneerden wordt beperkt risico genomen bij beleggingen. Daardoor is de kans op verlaging beperkt – maar dat geldt ook voor verhoging. Fondsen moeten goed onderzoeken hoeveel risico hun deelnemers wensen te nemen.

Er komt een zogeheten solidariteitsreserve, van waaruit wordt bijgepast in slechte jaren. Hoe groot die reserve wordt hangt af van de financiële situatie bij de overgang naar het nieuwe stelsel.

Verhogingen en verlagingen kunnen worden uitgesmeerd tot maximaal tien jaar. De meeste fondsen zullen dat overigens beperken tot een periode van drie jaar.

Krijg ik straks een eigen pensioenpotje? En wat mag ik daarmee doen?

U heeft nu een uitkering. Aan de hand van de rekenrente wordt bekeken hoeveel geld voor u moet worden gereserveerd om de uitkering op hetzelfde niveau te houden. Als de rente hoog is, hoeft er minder geld apart te worden gezet, als de rente laag is meer. Uit die pot wordt uw pensioen uitgekeerd. De uitkering is levenslang. Het potje raakt niet leeg omdat de potjes van mensen die vroeg overlijden wordt verdeeld over de potjes van andere gepensioneerden. Dat gebeurt nu overigens ook. Het geld is dus wel voor u gereserveerd maar het is geenszins uw eigen potje.

U mag er eigenlijk helemaal niets mee – net als nu. Voor aanstaande gepensioneerden was gedacht dat zij een eenmalig bedrag ter waarde van tien procent van het pensioenpotje zouden mogen opnemen. Die wet ligt na aanpassing weer in de Tweede Kamer maar het politieke draagvlak neemt af vanwege alle bijkomende gevolgen, zoals consequenties voor huur- en zorgtoeslag, terwijl de fiscus een flinke hap uit die eenmalige hoge uitkering pakt.

Wanneer gaan voor mij de veranderingen in? Het gaat toch een jaar langer duren?

De pensioenwet is vertraagd. Die moest eigenlijk al op 1 januari ingaan, maar dat wordt nu 1 juli. Pensioenfondsen en sociale partners zijn echter al bezig met de voorbereidingen. Zij moesten vóór 1 januari 2027 helemaal klaar zijn. De minister heeft de fondsen één jaar extra gegeven, omdat wordt gevreesd dat de tijdspanne te kort is om alle 190 fondsen voor 2027 te laten overgaan.

Het gaat ook om een enorme operatie: 19 miljoen pensioenen van 9 miljoen deelnemers, waaronder ruim 3 miljoen gepensioneerden moeten worden omgezet.

De grootste fondsen met het leeuwendeel van de deelnemers, zoals ABP en Zorg en Welzijn, houden – vooralsnog – vast aan het voornemen om per 1 januari 2026 over te stappen op het nieuwe stelsel. Het zullen met name de kleine fondsen zijn die meer tijd nodig hebben.

Gaat dat straks allemaal wel eerlijk?

In de pensioenwet gaat het om evenwicht tussen generaties. Daar moet het pensioenfondsbestuur op toezien en die worden weer op hun vingers gekeken door de vertegenwoordigers van de deelnemers en gepensioneerden in het verantwoordingsorgaan. Verder kijken gepensioneerdenorganisaties zoals wij mee door middel van het hoorrecht. Dan moet de Raad van Toezicht alles controleren en zal ten slotte De Nederlandsche Bank controleren of alle regels zijn gevolgd.

Niettemin zal niet iedereen tevreden zijn. Verwacht wordt dat er rechtszaken van ontevreden deelnemers komen. Of dat inderdaad een voorspelde stortvloed wordt, hangt af van een evenwichtige keuzes en een heldere uitleg van die keuzes.