Halverwege het gesprek vraagt Catherine Keyl zich plotseling af of ze niet overkomt als ‘een ontzettende blaaskaak’, als iemand met een geweldig leven die zogenaamd nooit iets vervelends heeft meegemaakt. ‘Je zou me eens moeten zien als ik depri ben’, zegt ze.
Nog niet eens zo lang geleden lag ze drie maanden voor pampus op de bank. Hernia. ‘Daar word je niet echt vrolijk van.’ Toch leverde het haar ook een bruikbaar inzicht op: zo voelt het dus als je bijna niks meer kan en je op zoek gaat naar een manier om met die moeilijke situatie om te gaan. ‘Daar zit voor mij de winst; altijd proberen een positieve kant te zien.’
Niet zeuren
‘Het is vooral een opvoedingskwestie. Ik ben in een ouderwets middenstandsgezin geboren, met hardwerkende ouders. Niet zeuren, schouders eronder. Ziek? Onzin! Gáán! Bij ons thuis gold: afspraak is afspraak. Het valt me op dat jonge mensen daar heel anders mee om-gaan. Afspraken kunnen makkelijk drie, vier keer worden verzet. Dan denk ik: hoezo nou? Het leven wordt wel erg ingewikkeld als je nergens meer van op aan kunt.’