Het idee dat de beroemde schilder Breitner in 1911 dezelfde trap in Amsterdam beklom, is al een sensatie op zich, maar eenmaal boven in het atelier is de aanblik ronduit overweldigend. Aan de voorkant, badend in het licht: overal penselen, tubes en paletten, schilderijen op ezels en in lijsten. Aan de achterzijde: boekenkast, keukenblok, een tafel met vier stoelen, koffie, croissantjes en de kunstenaar die al sinds 1991 de eigenaar is van deze historische ruimte: een man die schrikt van zijn eigen leeftijd – ‘Hal-leluja!’ – maar ‘m desalniettemin met veel plezier zal vieren. Daarna gaat hij het iets rustiger aan doen. Misschien.
Reis naar de maan
Tachtig jaar in een paar honderd woorden. Hij kan er wel om lachen. Schuift wat heen en weer op z’n stoel, roffelt op het tafelblad. ‘Succes ermee!’
Startpunt van het interview is een zin uit de biografie ‘Krabbé. Een biografisch portret’ van Rosa Koelemeijer. Als Jeroen de zin hoort - met de vleeswagen naar Parijs- staat hij onmiddellijk op en legt even later – ‘Heb je schone vingers?’ – een schriftje op tafel, geschreven en geïllustreerd door Maarten, zijn vader.
'Ik was een jaar of negen. M’n vader was tekenleraar en moest voor een boek dat hij aan het schrijven was, een paar dagen naar Parijs. Hij had geen geld voor de trein dus gingen we met de vleeswagen, van ’s avonds laat tot ’s ochtends vroeg, over al die binnenwegen van Rotterdam naar Parijs. Ik herinner me alles nog: de Hallen, ons hotelkamertje, de uiensoep die we aten, de schilderijen die ik in het Musée d’Art Moderne heb gezien, álles! Het was onvergetelijk. Alsof ik een reis naar de maan had gemaakt.’