Hoe zit het ook weer met dat nieuwe pensioenstelsel?
De Tweede Kamer heeft voor het zomerreces naar adem gehapt. Eigenlijk was het de bedoeling om de Wet Toekomst Pensioenen er nog even voor de zomer doorheen te jassen. Maar na drie rondetafelgesprekken met kritische deskundigen vond de Kamer het beter om alles eerst even te laten bezinken. Gelukkig maar.
De overgang naar een nieuw pensioenstelsel is de grootste operatie die ooit plaatsvond in pensioenland en een van de grootste in het publieke domein. ANBO-PCOB had dan ook aangedrongen op zorgvuldigheid boven haast.
Want hoe zit het ook weer met dat nieuwe pensioenstelsel? We gaan over van een uitkeringsregeling naar een premieregeling. Dat maakt op zich voor de gepensioneerden niet zoveel uit. Wel voor de werkenden: zij krijgen geen – min of meer gegarandeerde – uitkering meer toegezegd. Daarvoor in de plaats komt een pensioenpot, waarin werkgever en werknemer hun premie storten en waarin het rendement op het kapitaal wordt bijgeschreven. In beginsel is het de ambitie om uiteindelijk na 42 jaar een bruto pensioen (inclusief AOW) van tachtig procent van het gemiddeld verdiende inkomen te krijgen. Maar dat is een verwachting, een ambitie
Het idee is dat een persoonlijke pensioenpot tot meer vertrouwen leidt. De werknemer kan precies zien hoeveel er aan premie is gestort en hoeveel het pensioenfonds voor haar heeft verdiend. Dat geld is er echt voor haar, dat wil zeggen voor haar pensioen, want het is geen spaarpot waar je een greep in kunt doen voor een vakantie of een nieuwe auto. En als de werknemer overlijdt gaat het, net als in de uitkeringsregeling, naar de andere deelnemers, niet naar de nabestaanden. Overigens is er wel een apart nabestaandenpensioen geregeld, net als nu (zie daarvoor elders in deze special).
Uw vraag is natuurlijk: wat betekent dit voor mij als gepensioneerde? U krijgt nu een uitkering. De waarde van de verwachte uitkeringen wordt omgerekend in een pot. Heel simpel: u krijgt nu 10.000 euro en uw levensverwachting is tien jaar. Dan krijgt u (als ik even geen rekening houdt met rente of rendement) straks 100.000 euro in uw pot. Jaarlijks gaat daar uw uitkering van af. En er wordt rendement bijgeschreven. Bijvoorbeeld omdat andere deelnemers eerder overlijden dan de gemiddelde leeftijd. Dat heet biometrisch rendement en dat zorgt dat u uw uitkering levenslang krijgt, ongeacht hoe oud u wordt. En ook ‘gewoon’ rendement, afhankelijk van het risico dat wordt genomen.
Nou ja, dat was de theorie. Maar als gepensioneerde wilt u natuurlijk gewoon weten wat u als uitkering krijgt: daarvan moet u immers de huur, de energierekening en de boodschappen betalen. Uw persoonlijke pensioenpot is er straks dan ook alleen achter de schermen. Een betrouwbare uitkering is voor u al transparant genoeg – en dat is ook het standpunt van ANBO-PCOB.
Verandert er dan niets? Jazeker wel. En dat is deels goed nieuws. In het huidige stelsel moeten pensioenfondsen enorme buffers tot wel 25 procent van het fondsvermogen aanleggen om volledig te mogen indexeren. Om een voorbeeld te geven: toen ABP een jaar terug 500 miljard in kas had, moest er eerst nog 100 (!) miljard worden verdiend voordat u volledig werd gecompenseerd voor hogere prijzen. Dat was om absoluut zeker te zijn dat het beloofde pensioen nagenoeg te allen tijde zou kunnen worden uitgekeerd. Die regel vervalt, dus er kan meteen worden verhoogd als er rendement is gemaakt. Bij verlies gaat het echter andersom. Nog meer goed nieuws: we zijn van de vermaledijde rekenrente af, al blijft de marktrente blijft wel van invloed (zie kader).
Kan ik u nu dan precies vertellen wat er straks met uw pensioen gebeurt? Nee. Dat hangt namelijk af van de keuzes met betrekking tot het risico en het bijbehorende verwachte rendement dat uw pensioenfonds maakt, op basis van wetenschappelijke inzichten en onderzoek onder deelnemers. In uw geval dus: onder gepensioneerden. Dat onderzoek kan nogal wat verschillende antwoorden opleveren. De ene oudere is immers de andere niet: de een wil veel risico, de ander geen. We hebben een plaatje geleend van een vooraanstaande actuaris, dat mogelijke uitkeringspatronen laat zien, afhankelijk van de keuzes.
A. Een vaste uitkering. Veel mensen houden niet van risico en zijn allergisch voor verlies. Dan zou daaruit kunnen voortvloeien dat u een levenslange gegarandeerde uitkering krijgt. Dan bent u niet veel verder dan de afgelopen twaalf jaar: de zekere uitkering is elke maand gelijk – waardoor u zeker weet dat u elke maand minder kunt kopen.
B. Een gegarandeerd oplopende uitkering zonder risico. Dat kan. Zonder risico blijft het pensioenvermogen hetzelfde, nu wordt het alleen anders over de levenscyclus verdeeld. In het begin wat minder, later wat meer. Een sigaar uit eigen doos, maar misschien voelt u zich wel ontspannen bij het idee van een jaarlijks hoger inkomen.
C. Een hoger inkomen in het begin, dat jaarlijks iets lager wordt. Fijn in de eerste jaren, maar op termijn wel lastig. Zeker als de huur elk jaar hoger wordt. Maar het kan.
D. Een gemiddeld stijgend pensioen, want u neemt wat risico: u zit voor een derde in aandelen. Als die het heel goed doen, krijgt u een flinke bonus (bovenste lijn). Maar het kan ook tegenzitten op de beurs, zoals de laatste maanden hebben gezien. Dan daalt uw inkomen licht.
E. Een combinatie van de keuze B met daarbij wat risico. Ziet er goed uit, want uw inkomen stijgt altijd, flink bij het gemiddelde, veel bij goed economisch weer en altijd nog een beetje als het tegenvalt. Maar uw begin-inkomen is lager: de sigaar komt grotendeels uit eigen doos.
F. U begint hoog, want u incasseert de verwachte ontwikkeling van de beurs meteen en - met garantie tot aan de deur - blijvend. Het kan zelfs nog beter als de beurs bovengemiddeld scoort. Het omgekeerde geldt natuurlijk ook: uw inkomen daalt bij flinke tegenwind. Merk op dat u hier hoger begint, dus als de meeste mensen het meeste uitgeven. Ook mensen met een lagere levensverwachting hebben baat bij deze keuze.
Kortom, de keuze is reuze. Dat maakt het meteen moeilijk om te vertellen wat er precies met uw pensioen gaat gebeuren als het nieuwe stelsel (uiterlijk) januari 2027 van kracht wordt. Er is wel de verwachting dat het pensioen in 2027 niet lager mag zijn dan in 2026, dat wil zeggen als gevolg van het nieuwe stelsel.
Belangrijkste in de grafieken is natuurlijk de start. Met hoeveel kapitaal begint u. Dat is afhankelijk van het omzetten van het bestaande vermogen van het pensioenfonds in al die potjes. Dit gebeurt nog tegen de rekenrente. Hoe hoog die is op het moment van omzetten, vermoedelijk in 2025 of 2026, weet niemand. Wel is duidelijk: hoe hoger de rente, hoe beter het is voor gepensioneerden. Dat blijkt ook uit de dekkingsgraad: die is afgelopen maanden alleen maar gestegen door de hogere rente – terwijl het vermogen afnam. Logisch? Nee, en het lijkt al helemaal niet logisch om 1700 miljard (dagkoers eind mei 2022) op basis van een toevallige dagrente te verdelen. Dat is een tombola. Niettemin: bij een hoge dekkingsgraad krijgt u veel meer in uw potje. En wordt uw uitkering ook meteen een stuk hoger. Of, hoe en wat precies: niemand kan het nu vertellen.
Er zijn nogal wat zaken onduidelijk. Zo mag een pensioenfonds een verhoging of een verlaging over tien jaar uitsmeren. Dat maakt een uitkering stabieler. Maar het grondidee dat een pensioenuitkering mee-ademt met de economie zou dan wel verlaten zijn. Vermoedelijk zullen pensioenfondsen die termijn wat inkorten, bijvoorbeeld tot vijf jaar. En wat de denken van de vraag: gaat al dat geld wel in de persoonlijke potjes? Er komt een solidariteitsreserve (maximaal 15 procent), waaruit risico’s worden gedekt, onder meer om uitkeringen te stabiliseren. Dan moet daar natuurlijk wel geld in zitten. Stel: een pensioenfonds heeft een dekkingsgraad van 120 procent. Dan kan het bestuur besluiten om 10 procent in de reserve te steken en 110 in de persoonlijke potjes. Als de uitkering dan een stukje hoger is dan nu, zou je kunnen zeggen dat er wat achterstand aan indexatie van de laatste jaren wordt ingelopen.
Blijft nog één vrees over: het pensioen zou sterk kunnen variëren. Daar zit u niet zo mee als het pensioen omhoog varieert, maar naar beneden maakt u onrustig. Er zitten echter wat schokdempers in het nieuwe stelsel. Dat uitsmeren bijvoorbeeld, wat het pensioen stabieler maakt. Een uitkering uit de solidariteitsreserve die de schok (deels) absorbeert. En niet te vergeten uw AOW. Die stijgt in beginsel mee met de lonen. In hoeverre die schokdemper bij u werkt, hangt natuurlijk af van uw inkomen. Hoe lager het pensioen, hoe minder u een verlaging voelt. Hoe hoger het pensioen hoe sterker het effect. Het is dus niet zo dat u hele grote op- of neerwaartse bewegingen ziet. Per saldo krijgt u eerder verhogingen dan in de huidige situatie, zo is de verwachting.
Het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut (NIDI) heeft onderzocht wat pensioendeelnemers van het nieuwe stelsel verwachten. Van de werknemers denkt 52 procent dat het pensioen straks lager wordt, 25 procent dat dat gelijk blijft en slechts 6 procent hoger. Bij een luttele 2 procent neemt het vertrouwen in het stelsel toe.
Gepensioneerden zijn niet positiever. 44 procent verwacht een lager, 38 procent een gelijkblijvend en 3 procent een hoger pensioen. Precies 1 op de 100 heeft meer vertrouwen gekregen, bij 42 neemt het vertrouwen af. We verwachten weinig verbetering zolang de effecten niet duidelijk zijn. De iets hogere kans op indexeren kan het vertrouwen wel versterken.
We zijn dan wel van de rekenrente af; de marktrente blijft leidend voor de uitkering aan ouderen. Die willen hun uitkering niet geheel afhankelijk maken van de aandelenmarkt.
Voorbeeld: een pensioenfonds moet u over 10 jaar 10.000 euro uitkeren. Is de rente 1 procent, dan moet het fonds 9000,53 in kas hebben. Is de rente 2 procent, dan hoeft er maar 8200,05 op de rekening te staan. Bij de negatieve rente moest er theoretisch meer in de portemonnee zitten dan er zou worden uitgekeerd. De nieuwe regeling biedt de mogelijkheid om het renterisico voor gepensioneerden helemaal weg te halen, zonder dat jongeren daar last van hebben. Dit maatwerk is een belangrijke verbetering ten opzichte van de huidige uitkeringsregeling.