Te jong om te begrijpen, oud genoeg om te herinneren
Ik was het vijfde kind in het gezin, nog te jong om te worden geëvacueerd. Mijn zus Annie, slechts twee jaar ouder, werd wel naar Friesland gestuurd, waar ze werd ondergebracht bij een slagersfamilie. Mijn oudste broer Henk moest onderduiken zodra hij bijna achttien werd — vanaf 1943 haalden de Duitsers alle mannen van achttien jaar en ouder weg voor dwangarbeid in Duitsland. Ook mijn broer Wim moest onderduiken, eveneens in Friesland. Na de oorlog werd hij vaak bespot als ‘een domme boerenjongen’.
Mijn broer Dick, die het syndroom van Down had, werd naar een veilige plek bij Ermelo gebracht. Zo werd ons gezin uit elkaar gerukt. En ik probeer me voor te stellen hoe rauw en verscheurd mijn ouders zich moeten hebben gevoeld.
Toch was ik toen nog jong. Ik speelde op straat, totdat ik op een avond ineens schrok. Plotseling greep een hand me van achteren beet, trok me een gang in en sloot de deur stevig achter ons. Ik was doodsbang — ik was alleen maar buiten aan het spelen. Maar het was acht uur ’s avonds, het moment waarop de Duitsers door de straten marcheerden. Met zware laarzen en geweren in de aanslag schoten ze op iedereen die nog buiten was — zelfs op kinderen.





