Wat hoort bij een ‘normaal’ sterfbed
De Hosson ziet dat als er goede stervensbegeleiding en medische zorg is, er meer rust komt. Daarvoor is een aantal randvoorwaarden noodzakelijk. Stipt op nummer één staat dat de omgeving veilig moet zijn. Een hectische ic voldoet daar vaak niet aan. Het is belangrijk dat je het traject van tevoren met elkaar bespreekt, want om één voor twaalf kun je vaak niks meer regelen. Hoewel het sterfbed niet altijd voorspelbaar is – de duur verschilt bijvoorbeeld nogal – zijn sommige zaken wel voorspelbaar. Als je voortijdig vertelt dat dit hoort bij een ‘normaal’ sterfbed, schrikken mensen er niet zo van. Een bekend voorbeeld is reutelen. ‘Stervende mensen krijgen vaak wat slijm achter in hun keel dat ze niet meer kunnen wegslikken of weghoesten, dat geeft een reutelend geluid’, legt De Hosson uit. ‘De patiënt heeft daar zelf geen last van, maar naasten vinden het geluid vaak akelig. Daarnaast kunnen mensen ademstops krijgen, dan stoppen ze tien tot veertig seconden met ademen. Wat ik ook altijd vertel, is dat mensen er in de sterffase anders uit gaan zien: ze worden vaak bleek en grauw en je ziet ook wel dat het gelaat invalt en de neus spitser wordt. Sommige mensen gaan in de verte kijken, waardoor het lijkt alsof ze door je heen kijken. En wie sterft wordt suf. Op de laatste dag van het leven is driekwart van de mensen niet meer aanspreekbaar. Wacht er daarom niet te lang mee als je nog belangrijke dingen wilt zeggen. Over een dag of zelfs een uur kan het heel anders zijn.






