Zonder ouderen stort het vrijwilligerswerk in

Lees meer

Afdelingen ANBO-PCOB

Lees meer

Pensioenbegrippen uitgelegd

Pensioen en AOW
pensioentermen-anbo-pcob
Hero background icon

Pensioenbegrippen uitgelegd

pensioentermen-anbo-pcob
In theorie is pensioen heel makkelijk: het geld dat u krijgt als u gestopt bent met werken. Zoals vaak is het in de praktijk anders: ons pensioen is complex. Wij hebben de belangrijkste pensioentermen eruit gepikt. Wat betekenen ze eigenlijk?

ACTUELE DEKKINGSGRAAD: de verhouding tussen vermogen en verplichtingen. Bij een dekkingsgraad van 100 is er volgens de regels precies genoeg geld in kas om de beloofde pensioenen uit te keren. De actuele dekkingsgraad wordt maandelijks vastgesteld. U vindt dat getal op de website van uw pensioenfonds.

BELEIDSDEKKINGSGRAAD: de gemiddelde dekkingsgraad van de laatste twaalf maanden.

BESCHERMINGSRENDEMENT: uit het rendement wordt eerst een deel toebedeeld aan gepensioneerden als de rente daalt. Zij worden beschermd tegen schommelingen, zodat de uitkering op peil blijft.

DOORSNEESYSTEMATIEK: nu bouwen alle werknemers evenveel pensioen op, of ze jong zijn of oud. Daarmee betalen jongeren te veel (of zij krijgen te weinig) omdat hun geld langer rendeert dan bij een 63-jarige werknemer. Eigenlijk subsidieert de jongere de oudere (hoewel de jongere natuurlijk ook ouder wordt). Dat wordt afgeschaft. Probleem: de generatie van 40 tot 55 (globaal) heeft wel te veel betaald, maar krijgt dat niet meer terug. Daarom moet deze groep op een of andere manier worden gecompenseerd.

HET FINANCIEEL TOETSINGSKADER (FTK): Het ftk is een set van rekenvoorschriften. De regels voor indexatie zijn veranderd sinds 1 juli 2022.

HET TRANSITIE-FTK: de regels tijdens de overgang naar het nieuwe stelsel. In dat transitie-ftk staat dat korten pas verplicht is als een fonds onder een dekkingsgraad van 90% komt of als een fonds niet op 1 januari 2027 op een dekkingsgraad van 95% kan komen. Indexeren kan op papier sneller: dat mag al voluit vanaf 105%. Dat is in het oude systeem gedeeltelijk vanaf 110 en volledig vanaf circa 125% (verschilt per fonds).

INVAREN: de huidige uitkeringsrechten worden omgezet in persoonlijke pensioenvermogens. Uit dat pensioenvermogen wordt uiteindelijk de pensioen-uitkering betaald. Het omzetten van de 1.455 miljard euro aan vermogens van pensioenfondsen is de grootste financiële operatie uit de Nederlandse geschiedenis. Het gaat om een bedrag van ruim twee keer ons nationaal inkomen.

LANGLEVENRISICO: een vreemd klinkend begrip, maar voor een pensioenfonds is het een risico als mensen langer blijven leven dan verwacht. Zij krijgen immers wel een levenslange uitkering, waarvoor in dat geval te weinig is gereserveerd. Deelnemers brengen normaliter gezamenlijk dat geld op.

SLAPERS: mensen die een pensioen hebben staan bij een pensioenfonds, waarin ze niet meer actief deelnemen, bijvoorbeeld omdat ze in een andere sector zijn gaan werken of gestopt zijn.

SOLIDARITEITSRESERVE: een reserve van maximaal 15% van het vermogen, waaruit onder meer het langlevenrisico (zie boven) en beleggingsverliezen kunnen worden gecompenseerd. Hoe – dat hangt af van de keuzes van het pensioenfonds. De reserve wordt gevuld met rendement, premie en eenmalig met een stukje van het huidige vermogen bij het invaren. Ook dat hangt allemaal af van de keuze bij een fonds.

PREMIE: de pensioenpremie wordt vastgesteld aan de hand van voorzichtig bepaald verwacht rendement. Voor de meeste fondsen ligt dat verwacht rendement rond de 2% (circa 4% met aftrek van inflatie van bijna 2%). Pensioenfondsen rekenen vervolgens uit hoeveel premie nodig is om de opbouw (bij ABP 1,875 en bij Zorg en Welzijn 1,75% per jaar) te halen. Dat is momenteel rond de 25% over het pensioengevend salaris.

PREMIEREGELING: de pensioenpremie komt in een potje. U krijgt wel een pensioenvermogen, maar geen recht op een uitkering van een bepaalde hoogte. Die hoogte hangt geheel af van de gemaakte rendementen. De ambitie is straks om in 42 jaar 80% pensioen over het gemiddelde loon op te bouwen.

REKENRENTE: de rente die pensioenfondsen moeten hanteren van De Nederlandsche Bank om de verplichtingen uit te rekenen: hoeveel geld moet het fonds in kas hebben om straks pensioenen uit te keren. ‘De’ rekenrente is het gemiddelde van de verzameling van de marktrentes die bij alle termijnen horen. Die verzameling heet de rentetermijnstructuur.

SOCIALE PARTNERS: dit is de naam voor de werkgevers en de werknemers. De werkgevers worden vertegenwoordigd door werkgeversorganisaties zoals VNO-NCW, de werknemers door vakbonden, waaronder FNV.

UITKERINGSREGELING: nu nog de standaardregeling in Nederland. U bouwt pensioen met een vast percentage per jaar (verschilt per pensioenfonds) en u heeft recht op die uitkering. Bijvoorbeeld: bij Zorg en Welzijn krijgt u 1,75% (over het pensioengevend salaris), dus na 40 jaar is dat 70% over uw gemiddelde loon, inclusief de AOW.